3.1.2 Waarderingsgrondslagen
Algemeen
We hebben deze jaarrekening opgesteld volgens het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (BBV). De commissie BBV heeft dit jaar, het zij beperkt, een aantal notities met uitwerkingen van de nieuwe regelgeving uitgebracht. Deze notities van de commissie BBV hebben wij, daar waar nodig was, geïmplementeerd. Daarmee voldoet deze jaarrekening aan alle regelgeving.
Duurzame waardevermindering van vaste activa
Afwaardering van bedrijfseconomisch vastgoed vindt plaats indien de directe opbrengstwaarde lager is dan de boekwaarde. Lagere taxatiewaarden dan de boekwaarden van onroerende zaken zijn hierbij als duurzame waardedaling in aanmerking genomen.
Afwaardering van maatschappelijk vastgoed vindt plaats indien de directe opbrengstwaarde lager is dan de boekwaarde en er ten opzichte van de huidige functie geen (bestuurlijke) intentie is voor duurzame exploitatie.
Immateriële vaste activa
Immateriële vaste activa waarderen we tegen verkrijging- of vervaardigingsprijs, min de cumulatieve afschrijving.
De bijdragen aan activa in eigendom van derden worden voor het bedrag van de investering geactiveerd. Ten aanzien van de afschrijving wordt conform BBV aansluiting gezocht met de afschrijvingssystematiek zoals deze door de betreffende derde wordt gehanteerd.
Daarnaast waarderen wij onder de categorie de disagio op leningen. De disagio heeft betrekking op een aantal langlopende leningen die in het verleden tegen negatieve rente zijn aangetrokken. Dit is voor gehele looptijd bij initiële storting verrekend en geactiveerd onder de immateriële vaste activa tegen de geamortiseerde kostprijs.
Materiële vaste activa
Waardering
Materiële vaste activa waarderen we tegen verkrijging- of vervaardigingsprijs, min de cumulatieve afschrijving en bijdragen van derden. Wij kennen 3 categorieën materiële vaste activa, te weten materiële vaste activa met economisch nut, materiële vaste activa met economisch nut waar heffingen tegenover staan en materiële vaste activa met maatschappelijk nut.
De onroerende zaken die we willen verkopen, waarderen we op de gecorrigeerde historische verkrijging- of vervaardigingsprijs van 1995 of lagere marktwaarde. Het gaat hierbij om voormalig woningbezit van het Grondbedrijf.
Erfpachtterreinen waarderen we op de eerste uitgifteprijs of de registratiewaarde bij gronden in eeuwigdurende erfpacht. Als de contante waarde van de toekomstige canons voor deze terreinen lager is, waarderen we de terreinen op die lagere waarde.
De strategische gronden zijn gewaardeerd tegen historische kostprijs of lagere marktwaarde. Op de strategische gronden kunnen panden aanwezig zijn die ook in de waardering bij de strategische gronden horen te zijn opgenomen. Op basis van regelgeving vindt jaarlijks hertaxatie van gronden en de eventueel daarop aanwezige panden plaats. Alleen als de marktwaarde lager is moet dit worden verwerkt middels afwaardering, een hogere marktwaarde mag niet geactiveerd worden.
Kapitaalslasten
De kapitaalslasten (afschrijvingen en rente) berekenen we per investering op basis van:
- de looptijd;
- het rentepercentage (omslagpercentage);
- de afschrijvingsmethode die we voor die investering toepassen.
Het omslagpercentage wordt berekend volgens de rekenmethodiek uit de notitie rente van de commissie BBV. Voor 2022 was dit percentage 0,95%. Verder gebruiken we voor nieuwe investeringen de annuïtaire afschrijvingsmethode. Dat geldt alleen niet voor de investeringen in onderwijshuisvesting. Die schrijven we lineair af.
Levensduur
De levensduur van een activum kan variëren van 3 jaar voor bepaalde automatiseringsmiddelen tot 60 jaar voor bijvoorbeeld de stichtingskosten van onderwijsgebouwen.
Hieronder ziet u een overzicht van de levensduur van investeringen.
Afschrijvingstermijnen materiële activa met economisch nut:
a. Niet afschrijven: gronden en terreinen;
b. 60 jaar: stichtingskosten schoolgebouwen (excl. Grond);
c. Maximaal 60 jaar: uitbreiding schoolgebouwen;
d. 60 jaar: stichtingskosten gymnastieklokalen en sporthallen onderwijs;
e. 40 jaar: nieuwbouw woonruimten, kantoren en bedrijfsgebouwen;
f. Maximaal 40 jaar: uitbreiding woonruimten, kantoren en bedrijfsgebouwen;
g. 40 jaar: parkeergarages;
h. 40 jaar: aanleg rioleringen;
i. 40 jaar: vervanging en herstel rioleringen;
j. 40 jaar: gymnastieklokalen en sporthallen (niet- onderwijs);
k. 40 jaar: aanleg sportvelden
l. 30 jaar: woonwagenlocaties;
m. 25 jaar: lichtinstallaties sportaccommodaties;
n. 25 jaar: onderlaag/ fundering kunstgrasveld;
o. 20 jaar: renovatie en verbouwing woonruimten, kantoren en bedrijfsgebouwen, gebouwen
onderwijs- en sportaccommodaties, technische installaties, zoals voor liften, centrale
verwarming en klimaatbeheersing;
p. 20 jaar: semi- permanente bebouwing;
q. 20 jaar: inrichtingskosten sportaccommodaties;
r. 5 à 15 jaar: tijdelijke noodgebouwen/ huisvesting;
s. 5 à 15 jaar: transportmiddelen, auto’s, motorvoertuigen, aanhangwagens;
t. 10 jaar: telefooncentrales;
u. 10 Jaar: gymnastiekmateriaal (exclusief onderwijs);
v. 10 jaar: kunstgrasvelden (toplaag);
w. 10 jaar: meubilair, inventaris en diverse kleine voorzieningen;
x. 10 jaar: stemmachines;
y. 3 à 5 jaar: automatiseringsapparatuur
z. 5 jaar: software
aa. 5 jaar: gereedschappen, verbindingsmiddelen.
Afschrijvingsbeleid materiële vaste activa met maatschappelijk nut
a. 50 jaar: wegen, pleinen en rotondes, fietspaden – elementenverharding;
b. 50 jaar: bomen;
c. 40 jaar: wegen, pleinen en rotondes, fietspaden - asfalt en beton;
d. 40 jaar: parken en groenvoorzieningen;
e. 40 jaar: waterwegen, waterbergingen en walbeschoeiing;
f. 40 jaar: bruggen, tunnels, viaducten (beton, steen en staal);
g. 40 jaar: openbare verlichting – masten;
h. 25 jaar: bruggen, tunnels, viaducten (hout);
i. 25 jaar: verkeersregelinstallaties;
j. 20 jaar: openbare verlichting- armaturen;
k. 20 jaar: pompen en gemalen;
l. 15 jaar: speelvoorzieningen en straatmeubilair.
Financiële vaste activa
De belangen in gemeenschappelijke regelingen, deelnemingen en effecten waarderen we op de prijs die we daarvoor betaalden of de lagere marktwaarde. Leningen waarvan de rente langer dan 1 jaar vast staat waarderen we op de nominale waarde of de lagere marktwaarde.
Voorraden (exclusief Grondbedrijf)
De voorraden waarderen we tegen de historische uitgaafprijs of vervaardigingsprijs. Als de marktwaarde lager is, waarderen we ze op de lagere marktwaarde.
Voorraden grond
De voorraad in exploitatie genomen gronden waarderen we tegen vervaardigingsprijs. Is het batig saldo van de toekomstige opbrengsten en kosten lager dan de boekwaarde dan is er sprake van een verwacht tekort. Voor de verwachte tekorten maken we een verliesvoorziening die we in mindering brengen op de waarde van de gronden. De boekwaarde is het saldo van de gerealiseerde kosten min de gerealiseerde opbrengsten.
De voorraad grond- en hulpstoffen waarderen we tegen de historische uitgaafprijs of vervaardigingsprijs of tegen de marktwaarde als die lager is.
Vorderingen
We hebben de vorderingen opgenomen voor de verkrijgingsprijs, waarvan we een voorziening hebben afgetrokken voor het geval de vorderingen oninbaar zijn.
Liquide middelen
De liquide middelen hebben we opgenomen voor de nominale waarde.
Overlopende activa
De overlopende activa hebben we opgenomen voor de nominale waarde.
Algemene reserve
Algemene reserves zijn reserves waaraan u geen specifieke bestemming heeft gegeven.
Bestemmingsreserves
Bestemmingsreserves zijn reserves waaraan u wel een specifieke bestemming heeft gegeven. Binnen de bestemmingsreserves maken we onderscheid tussen wettelijke reserves, egalisatiereserves en overige bestemmingsreserves. De Algemene Reserve Grondbedrijf zien we bijvoorbeeld ook als een bestemmingsreserve.
Rentetoevoeging reserves
Volgens de notitie reserves en voorzieningen wordt geen rente toegerekend aan reserves.
Voorzieningen
Volgens het BBV moeten we voorzieningen maken in deze vier gevallen:
- Er zijn verplichtingen en verliezen waarvan we de hoogte op de balansdatum niet zeker weten, maar wel redelijk kunnen inschatten;
- Er zijn op de balansdatum risico’s die kunnen leiden tot verplichtingen of verliezen, waarvan we de hoogte al redelijk kunnen inschatten;
- We moeten in de toekomst kosten maken. Maar we mogen dan alleen een voorziening maken, als de kosten voor de balansdatum ontstonden en de voorziening bedoeld is om de lasten gelijk te verdelen over een aantal begrotingsjaren;
- We gaan middelen van derden in de toekomst besteden.
De APPA -voorziening wordt gewaardeerd tegen actuariële waarde. Voor de actuariële waardeberekeningen zijn de volgende grondslagen gehanteerd:
- Berekeningsdatum : 31 december 2022
- Rekenrente : 2,472%
- Sterftetafel : GBM/V 2015-2020 met leeftijdsterugstellingen
- Indexatie: 11,96%
Verliesvoorzieningen binnen het grondbedrijf worden gewaardeerd tegen contante waarde ter hoogte van het voorzienbare verlies. Wanneer de voorziening groter is dan de boekwaarde van de betreffende bouwgrond in exploitatie, wordt het restant van de voorziening dat niet kan worden gesaldeerd, aan de passiva zijde van de balans onder de voorzieningen gepresenteerd.
Overige voorzieningen worden gewaardeerd tegen nominale waarde,
Langlopende schulden
De langlopende schulden hebben we opgenomen voor de nominale waarde. Langlopende schulden zijn schulden waarvan de rente één jaar of langer vast staat.
Kortlopende schulden en vlottende passiva
Kortlopende schulden hebben we opgenomen voor de nominale waarde.
Garant- en borgstelling
De garant- en borgstellingen worden in de bijlage niet uit de balans blijkende verplichtingen tegen de nominale waarde opgenomen.
Gebeurtenissen na balansdatum
Tussen het einde van het boekjaar en de vaststelling van de jaarrekening hebben zich geen gebeurtenissen voorgedaan, die van belang zijn voor het inzicht van de financiële positie van de gemeente Apeldoorn en die niet zijn verwerkt in deze jaarrekening.
Vennootschapsbelasting
Vanaf 2016 zijn wij als gemeente vennootschapsplichtig. In de jaarrekening is dit verwerkt op taakveld 0.9.